Lucifer
Zuidpool
Wat doet een voor ons vreemd wereldbeeld met ons? Een vreemd aandoend Nederlands? Geloven wij in engelen? In hun onderlinge strijd?
Met een hedendaagse bewerking van het klassieke verhaal van Lucifer poogt Zuidpool hetzelfde traject af te leggen dat Vondel destijds ook moet hebben gevolgd. Enkel het niet-menselijke vertolkt door de mens, kan wezenlijk iets over het menselijke vertellen, of beter over ontmenselijking. Of nog anders, elke gemeenschap heeft recht op de figuratie van zijn eigen monster.
Zuidpool zal in deze voorstelling dicht bij het originele taalidioom van de 17e eeuwse schrijver blijven. Enkel een (schrappings)bewerking van de originele tekst wordt gespeeld door Koen van Kaam en Sofie Decleir, aangevuld met gastacteur en theaterlegende Jan Decleir.
“Je moet het maar doen: een voorstelling maken die alle andere producties plots mainstream doet lijken. Zuidpool presteert het met Lucifer. … Zuidpool, versterkt met Jan Decleir, voert dat topstuk op in zijn originele taal, op lege planken tussen roodfluwelen gordijnen en met antieke stapoppen als personages. … Zo retro hebben we de laatste jaren geen theater gezien. Je zou het Antwerpse huis er bijna van verdenken dat het buigt voor de politiek, die meer oorspronkelijk repertoire wil. … Maar Zuidpool buigt enkel voor Vondels gebeitelde verzen. Het is pure liefde, zoals Koen van Kaam, Sofie en Jan Decleir dienstbaar zijn aan lang vergeten woorden als ‘belgzucht’ of ‘raadslot’. … De prachtige beeldende toenaderingen tussen de zwijgzame poppenkoppen, de volharding van Zuidpool om tegen alle modes in het woord te eren, en het fenomeen Jan Decleir, al moeten zijn kompanen in niets voor hem onderdoen.” ***
(DE STANDAARD, Wouter Hillaert)
“Als ik naar Theater Zuidpool trek, probeer ik uitgeslapen te zijn. Want ik weet ongeveer wat ik mag verwachten: een brok weerspannig toneel, vaak ruw gepolijst en grof geperst, door spelers vanuit koppige keuzes gemaakt, door die makers sterk gespeeld. … Acteurs bedienen poppen die op geen enkel moment geloofwaardig worden. De spelers zélf zijn dat des te meer. … Op het einde … laat Jan Decleir zijn Lucifer hangen. Met de hand op diens schouder komt hij los, brengt hij de ontdubbeling ten volle tot stand. Op die kleine bewegingen zit je te wachten als publiek, op knipoogjes en uitschuivertjes, op gedoseerde zelfbevrijding. Op acteurs die hun onnozele, zelfgeconstrueerde illusie weer kapotspelen. Daar zit hem de goeie vondst van dit niet vanzelfsprekend opzet.”
(DE MORGEN, Stijn Dierckx)